Leerstof klas 4
De kinderen horen in de vierde klas de verhalen uit de oud Germaanse mythologie, beschreven in de Edda. Deze verhalen gaan over de goden die strijdend tegen de reuzen ten ondergaan, waarna een nieuwe wereld kan ontstaan. Daarnaast worden Middeleeuwse heldenverhalen verteld, bijvoorbeeld Gudrun, of Wieland de Smid.
In de taalperiodes wordt het reciteren van de gedichten met het stafrijm (beginrijm) geoefend, ondersteund door beweging. De kinderen oefenen verder aan een goed leesbaar lopend handschrift. Bij het schrijven van de eigen verhalen en gedichten is er veel aandacht voor de vorm en inhoud. Ook beginnen we met het schrijven van brieven. De spellingsregels worden systematisch geoefend. In de grammatica komen alle woordsoorten aan de orde en worden de kinderen zich bewust van de verschillende tijden (de werkwoordsvormen). Naast het beoefenen van de leesvaardigheid, wordt er ook gewerkt aan het begrijpend lezen van meer informatieve teksten en houden de kinderen een eerste spreekbeurt.
Het hoofdrekenen wordt verder uitgebreid. De kinderen oefenen om met grote getallen te rekenen en leren verschillende rekenstrategieën kennen. Bij het cijferen komen de standaardprocedures aan de orde. Een echt nieuw onderwerp dat aan bod komt, zijn de breuken. De één als geheel wordt op tal van manieren gedeeld en weer samengevoegd. Zo leren de kinderen de stambreuken kennen en later ook de andere breuken, ondersteund door concreet materiaal. Ook nieuw dit jaar is het meten. Vanuit concrete situaties en het doen leren de kinderen het metrieke stelsel kennen.
De aardrijkskunde in de vierde klas kent een aardrijkskundig en geschiedkundig aspect, uitgaande van de verbondenheid met de eigen woonomgeving. Het is een eerste oriëntatie in ruimte en tijd. De kinderen tekenen plattegronden en kaarten met de kenmerken van het landschap en leren de windrichtingen. Landschapsvorming van de omgeving (duinvorming) en van Nederland komen ook aan bod. Daarnaast leren de kinderen over het ontstaan van de stad Rotterdam.
Vanuit het beeld van de veelzijdige mens komen de dieren aan bod in hun eenzijdigheid en specialiteit, klimmen, graven, rennen, vliegen etc. Steeds staat de bijzonderheid van het dier in relatie tot de mens centraal. De verschillende dieren worden ook geboetseerd, geschilderd en getekend. Zo leren de kinderen naar de verhoudingen te kijken en ontdekken zij de karakteristieke vorm van het dier. Ook wordt er zelfstandig een werkstukje over een dier gemaakt en houden de kinderen een spreekbeurt over het door hen gekozen dier.
De kinderen leren de vlechtmotieven (kruisvormen) te maken. Naar aanleiding van de dierkundeperiode is er aandacht voor het leren waarnemen en schetsen van dieren. Vanuit kleurstemmingen ontstaan vormen, landschappen en bijvoorbeeld dieren. De aardekleuren (bruin etc.) doen hun entree.
In de vierde klas leren de kinderen de kruissteek. Het borduren vraagt uiterste concentratie en nauwkeurigheid, want alle kruisjes moeten dezelfde richting hebben. De kinderen borduren een etui of een tasje voor de mobiele telefoon of een kussen. Ze ontwerpen allemaal naar eigen inzicht een eigen patroon voor erop. In deze klas kan er ook geknoopt worden, zoals vriendschapsbandjes of een riem.
Het fluiten wordt verder geoefend en het notenschrift wordt geïntroduceerd. De kinderen leren het zingen in canon en verschillen in stemming van mineur en majeur herkennen. Daarnaast komen maat- en ritmeoefeningen aan de orde.
Door middel van liederen, gedichten, kleine toneelstukjes en gesprekken wordt gewerkt aan het bestendigen en uitbreiden van de woordenschat, aan de uitspraak en de spreekvaardigheid. Voor het eerst wordt er ook schriftelijk gewerkt.
In de vierde klas worden de grondvormen van het bewegen verder uitgebouwd. De kinderen gaan steeds sterker zichzelf als individu tegenover de groep ervaren en beleven en oefenen dit in verschillende spelvormen. Tijdens spelvormen worden regels complexer en wordt er steeds vaker om punten gespeeld. De eigen kracht en de rol van de eigen inzet wordt bewuster beleefd. Eigen mogelijkheden en grenzen zoeken en ervaren wordt belangrijk element. Lastiger bewegingsvormen zoals springen over een kast en parcours (klimmen, springen, evenwicht).
Euritmie: Dit jaar wordt het alfabet geoefend. Het klankengebruik wordt afgestemd op de inhoud en het karakter van het woord. De verschillende kruisingen, zowel in de ruimte, als in de voeten en in de armen, worden veelvuldig geoefend. Ook wordt er gewerkt aan het stafrijm. In de tooneuritmie wordt de toonladder van aangelegd.
Ook in de vierde klas werken de kinderen aan een toneelstuk dat aansluit bij de ontwikkelingsstof van dit leerjaar, bijvoorbeeld een verhaal uit de Germaanse mythologie. Leerlingen ontwikkelen zelfvertrouwen door op toneel een rol te leren spelen en een tekst krachtig en gevormd te leren spreken. Er durven staan in de wetenschap dat je medeleerlingen naar je kijken, naar je luisteren. Dat die hetzelfde ook doen; dat je samen iets moois tot stand brengt. Op individueel niveau kiest de leerkracht de rollen ook vaak vanuit pedagogische motieven. Toewerken naar een mooie eindvoorstelling is een uitdaging, maar het belangrijkste pedagogische doel is dat kinderen zich door middel van inleving in een bepaald personage daaraan kunnen ontwikkelen.