Leerstof klas 6
In de zesde klas horen de kinderen de mythologische en historische verhalen uit het oude Rome, waarin recht en afspraken een prominente rol spelen. Later in het jaar worden ook sagen en historische verhalen uit de Middeleeuwen verteld.
Vanaf de zesde klas hebben kinderen voldoende abstractievermogen om de grammatica te begrijpen. De zinsbouw krijgt aandacht en taalkundige en redekundige ontleding worden geoefend. De werkwoordspelling blijft aandacht krijgen en ook komt de spelling van vreemde woorden aan bod. De kinderen leren de verschillen benoemen tussen diverse tekstsoorten en oefenen in het zelf schrijven ervan (gedichten, recensies, toneeldialogen, werkstukken, verslagen en het maken van aantekeningen). De klas oefent het spreken en breidt de woordenschat uit, aan de hand van spreekbeurten, toneeloefeningen en klassengesprekken.
De procenten, breuken en kommagetallen worden verder geoefend aan de hand van realistische vraag- stukjes. De verhoudingstabel wordt veelvuldig toegepast. Tevens worden er renteberekeningen gemaakt. Het hoofdrekenen richt zich op handig rekenen en het rekenen met zeer grote getallen. Bij het cijferen is er veel aandacht voor het cijferen met kommagetallen.
De aarde wordt verkend als een levend organisme met zijn specifieke verschijnselen als aardbevingen, vulkanen, het ontstaan van bergen, nieuw land. De verschillen tussen kalk en graniet worden als exemplarisch voor verschillen tussen gesteentes behandeld. Daarnaast wordt meer specifiek naar verschillen tussen gesteentes, mineralen en edelstenen gezocht. Het ontstaan van gassen en olie en het verschijnsel erosie kan worden besproken. Het weer en het klimaat op aarde worden bestudeerd: de invloed van de zon, het dag- en nachtritme op polen en evenaar en dichter bij huis wind, wolken en temperatuur.
In twee periodes worden de geschiedenis van het Romeinse Rijk en de Middeleeuwen behandeld. Aan de orde komen de verhalen over de eerste koningen, de tijd van de consuls en de overgang naar het keizerrijk. De komst van het Christendom wordt daarbinnen een plaats gegeven. De kracht van de Romeinse cultuur en zijn invloed wordt beleefbaar gemaakt. Daarna komen de volksverhuizingen, de opkomst van de islam en de middeleeuwse cultuur aan de orde.
De onderwerpen geluid, licht, warmte, magnetisme en statische elektriciteit worden behandeld. Er worden veel proeven gedaan waarmee de kinderen oefenen om goed waar te nemen, daarover na te denken en te beschrijven wat ze hebben gezien en gedaan. Van daaruit worden de algemenere conclusies en abstracte begrippen gevormd.
In de meetkunde wordt uitgegaan van de centrale rol van de cirkel. Daarbinnen worden de driehoek, vier- en zeshoek geconstrueerd. De soorten hoeken worden behandeld en de basisconstructies worden uitgewerkt en beschreven. De soorten driehoeken worden ontdekt en beschreven, evenals de soorten vierhoeken.
De kinderen leren dit jaar nieuwe vaardigheden en technieken, zoals het sluieren en het zwart-wit tekenen.
Dit jaar komen ook liederen uit andere culturen aan bod. Er is veel aandacht voor het samen meerstemmig zingen en het solo zingen, al dan niet begeleid door piano of andere instrumenten. De kinderen krijgen meer inzicht in de muzikale elementen en leren de intervallen, toonsoorten en maatsoorten onderscheiden.
Er wordt verder geoefend aan het lezen van onbekende teksten en het schrijven van de Engelse taal. De woordenschat wordt uitgebreid en de onregelmatige werkwoorden worden geoefend. De kinderen leren zich meer en meer in vrije gesprekjes uit te drukken.
Het turnen wordt gerichter op de techniek beoefend. Verkennen van de eigen mogelijkheden en grenzen in bv wandrek (diepspringen) en met de minitramp. Respecteren van elkaars grenzen is een aandachtspunt. Spelvormen zoals basketbal, slagbal en handbal worden behandeld en geoefend. In de spelsituaties wordt het tactische aspect uitgebouwd door plezier en bewustzijn te wekken voor de eigen mogelijkheden en voorkeursposities (aanvaller/ verdediger/leider) in spelen.
Euritmie: Bij de ruimtelijke bewegingsvormen is de geometrie een centraal thema. Er wordt gewerkt aan het lopen van geometrische vormen, waarbij de kinderen leren de ander waar te nemen. De lichaamscoördinatie wordt verder geoefend aan de hand van staafoefeningen en oefeningen waarbij handen en voeten onafhankelijk van elkaar bewegen.
In de zesde klas werken de kinderen aan een eindtoneelstuk. Leerlingen ontwikkelen zelfvertrouwen door op toneel een rol te leren spelen en een tekst krachtig en gevormd te leren spreken. Er durven staan in de wetenschap dat je medeleerlingen naar je kijken, naar je luisteren. Dat die hetzelfde ook doen; dat je samen iets moois tot stand brengt. Op individueel niveau kiest de leerkracht de rollen ook vaak vanuit pedagogische motieven. Toewerken naar een mooie eindvoorstelling is een extra uitdaging, waarbij ook het bouwen van een decor hoort.