Leerstof klas 2

In de tweede klas worden fabels en legenden verteld. In de fabels houden de dieren ons een spiegel voor door hun eenzijdigheid en uitvergrote eigenschappen. De legende handelt over mensen die tot inzicht zijn gekomen. Historische heiligen zoals St. Franciscus en Christophorus komen aan bod. Zowel uit de fabels als uit de legende spreekt een natuurlijke moraal, waarbij een oordeel over goed en kwaad onuitgesproken blijft.

Het lopend schrift vervangt dit jaar de blokletters. Veel aandacht is er voor de juiste schrijfhouding en de pengreep. Ook worden dit jaar stappen gezet in het zelf  teksten schrijven en het onder de knie krijgen van de eerste spellingsregels. Door het hele jaar heen oefenen de kinderen het technisch lezen. Door gedichtjes, ritmische oefeningen, reciteren en toneelspel worden het spreken en de uitspraak ontwikkeld.

De getallenwereld wordt uitgebreid naar 100. De vier hoofdbewerkingen worden veelvuldig geoefend. De tafels van vermenigvuldiging worden vanuit de beweging verkend en eigen gemaakt. De jaargetijden, de maanden, de dagen van de week en het klokkijken worden behandeld.

Deze periodes stimuleren de kinderen om tot een bewustere en fantasievollere verbinding met de eigen omgeving te komen. In de twee heemkundeperiodes (vaak in de herfst, over de bomen en in de lente over de bijen) maken de kinderen een verkenningstocht door de natuur aan de hand van verhalen, knutselwerkjes, liedjes, gedichtjes, tekeningen en wandelingen.

In de tweede klas proberen we de grondstemming te zoeken uit beelden van de fabels of legenden. De kinderen leren de complementaire kleuren beleven en met begrensde en onbegrensde vlakken te werken. Bij het vormtekenen leren de kinderen vormen te spiegelen.

Tijdens de muzieklessen wordt er al iets meer wakkerheid van de kinderen gevraagd. Wisselzang en echo-liedjes bevorderen bijvoorbeeld het luisteren naar elkaar. Naast het zingen, leren de kinderen eenvoudige liedjes te spelen op de fluit.

Spelenderwijs wordt er gewerkt aan de juiste uitspraak en woordenschat van de Engelse en Duitse of Franse taal (kan ook  door middel van versjes, liedjes en spelletjes.

Ook in de klas is gekozen voor het concept van de 'bewegende klas,' waarmee allerlei bewegingsoefeningen en -spelletjes geïntegreerd worden in het onderwijs. Daarnaast krijgen de kinderen euritmie: Bij gedichten en vertellingen, waaronder fabels en heiligenlegenden, worden gebaren gevormd, waarin stemmingen en karakters van dieren en heiligen tot uitdrukking worden gebracht. Door het lopen van vormen en door behendigheidsoefeningen, oefenen de kinderen verder hun ruimtelijke – en lichaamsoriëntatie.

In klas 2 werken de kinderen aan een toneelstuk dat aansluit bij de ontwikkelingsstof van dit leerjaar, bijvoorbeeld een fabel of een heiligenlegende. Leerlingen ontwikkelen zelfvertrouwen door op toneel een rol te leren spelen en een tekst krachtig en gevormd te leren spreken. Er durven staan in de wetenschap dat je medeleerlingen naar je kijken, naar je luisteren. Dat die hetzelfde ook doen; dat je samen iets moois tot stand brengt. Op individueel niveau kiest de leerkracht de rollen ook vaak vanuit pedagogische motieven. Toewerken naar een mooie eindvoorstelling is een uitdaging, maar het belangrijkste pedagogische doel is dat kinderen zich door middel van inleving in een bepaald personage daaraan kunnen ontwikkelen.

“Onderwijzen is ook opvoeden. Onderwijs gaat verder dan alleen goed leren lezen of rekenen.”