Leerstof klas 3
In de derde klas horen de kinderen verhalen uit het Oude Testament. Het vertrouwen in een leidende grootheid, waarmee de individuele mensen zich nog verbonden voelen, speelt in deze verhalen vaak een belangrijke rol. Later komt het volk in opstand tegen Mozes, hun leider, en bereiken zij uiteindelijk het beloofde land. De verhalen geven een beeld van de ontwikkeling die de derdeklassers zelf ook doormaken, van de steeds verder vorderende individualisering.
Dit jaar wordt een begin gemaakt met het ontdekken van grammaticale aspecten van taal. De eerste woordsoorten worden vanuit de beleving geïntroduceerd en geoefend. De functie en het gebruik van interpunctie komt aan bod en hierbij krijgt ook het hoofdlettergebruik een plek. De spellingsregels en het technisch lezen worden verder geoefend.
De getallenwereld wordt uitgebreid tot 1000. De kinderen verkennen het tientallig stelsel en leren handig rekenen door verschillende strategieën in te zetten. Gedurende het hele jaar wordt er veel geoefend met de tafels (vermenigvuldigen en delen). Tijdens de geldrekenperiode wordt aangesloten bij vaardigheden van alledag (zoals boodschappen doen) om het rekenen met geld spelenderwijs te oefenen.
In de derde klas staan ambachtelijke werkzaamheden centraal in de heemkundeperiodes. De kinderen ervaren dat de mens afhankelijk is van de natuur en van het werk van andere mensen. Verschillende ambachten worden zelf uitgeprobeerd, zoals het brood bakken, het maken van papier, kaas of inkt. In de huizenbouwperiode worden diverse aspecten van wonen en bouwen belicht, door ervaren, bewegen en praktisch handelen: het ontdekken van metselverbanden, het leren kennen van diverse gereedschappen en het zelf maken van werkstukjes die met wonen en bouwen te maken hebben.
Het vormtekenen wordt in deze klas uitgebreid met het spiegelen in vieren. Ook oefenen de kinderen vormen die een metamorfose ondergaan, van bijvoorbeeld rechte naar ronde lijnen.
Bij de schilderlessen gaat het om de kleur als uitdrukking van stemmingen. Net als in de tweede klas werken ze aan kleurovergangen en worden er later in het jaar concrete vormen in aangebracht.
In de derde klas leren de kinderen averecht breien en ook patronen. Kinderen die dit goed beheersen kunnen leren om met vier naalden te breien. Deze technieken kunnen toegepast worden in verschillende werkstukken: het breien van een muts, een pop en een kabouter.
In de derde klas wordt ook veel gezongen. Dit zijn eenstemmige liederen die passen bij de ambachten, de verhalen van het oude testament en de jaargetijden. Het fluiten wordt verder geoefend met moeilijker liedjes.
Het vreemde talen onderwijs in de derde klas komt nog overeen met de oefeningen die in de eerste en tweede klas werden gedaan. De liedjes, gedichten en ‘tongue twisters’, waarmee de kinderen de uitspraak en de klanken van een taal oefenen, worden uitgebreid en steeds een stukje moeilijker. De kinderen leren met de klas, maar ook steeds vaker alleen, verschillende woordjes en eenvoudige zinnetjes te spreken. Ook oefenen de kinderen de eerste korte gesprekjes te voeren met elkaar.
Naast de bewegingsoefeningen die in de klas worden gedaan, is dit voor de kinderen het eerste jaar dat ze gym krijgen in de gymzaal. De verschillende grondvormen van bewegen worden beoefend zoals het koprollen en het touwzwaaien. Ook wordt een start gemaakt met het springen: diepspringen vanuit stand en later met aanloop en het minitramp springen met een verhoogde aanloop. Tijdens de spelvormen ligt de nadruk op het samen spelen en het ervaren van de groep tegenover het individu (tik/ vang- spelen).
Euritmie: Er wordt gewerkt aan de woordkwaliteiten, onder andere bij het scheppingsverhaal. De kinderen leren in de muziek motieven te onderscheiden en verschillende ritmes te lopen. Ook wordt er geoefend met het lopen van de spiraal, driehoek en vierkant.
Ook in klas 3 werken de kinderen aan een toneelstuk dat aansluit bij de ontwikkelingsstof van dit leerjaar, bijvoorbeeld over het bouwen van een huis of over een verhaal uit het Oude Testament. Leerlingen ontwikkelen zelfvertrouwen door op toneel een rol te leren spelen en een tekst krachtig en gevormd te leren spreken. Er durven staan in de wetenschap dat je medeleerlingen naar je kijken, naar je luisteren. Dat die hetzelfde ook doen; dat je samen iets moois tot stand brengt. Op individueel niveau kiest de leerkracht de rollen ook vaak vanuit pedagogische motieven. Toewerken naar een mooie eindvoorstelling is een uitdaging, maar het belangrijkste pedagogische doel is dat kinderen zich door middel van inleving in een bepaald personage daaraan kunnen ontwikkelen.