Leerstof klas 5
In de vijfde klas worden, naast de verhalen uit de andere oude culturen, de verhalen uit de Griekse mythologie verteld. Het opkomen van het verstandelijk begrip wordt daarin mooi weergegeven. Het orakel van Delphi geeft raadselachtige spreuken, die de mens pas kunnen helpen als hij door eigen denken de oplossing vindt. De goden hebben menselijke eigenschappen en daarmee ook menselijke onhebbelijkheden. Zij bieden niet zomaar hulp, de mensen moeten ook zelf iets doen. De kinderen bewonderen de sterke Herakles en de slimme Odysseus.
In de taalperiodes wordt het reciteren en lopen van de hexameter geoefend. De kinderen leren de directe en indirecte rede en de bedrijvende en passieve vorm onderscheiden. De vervoeging van de werkwoorden in de zes tijden, de spellingsregels en het toepassen van de leestekens, worden veelvuldig geoefend. Ook is er veel aandacht voor het begrijpend lezen.
Het meten in al haar aspecten; lengte, gewicht, inhoud, oppervlakte en omtrek, is onderwerp van de rekenperiodes. De wereld van de procenten wordt verkend en in relatie gebracht met breuken en komma- getallen. Het hoofdrekenen richt zich op handig rekenen en de kinderen leren cijferen met kommagetallen.
In de aardrijkskundeperiodes gaat het in de vijfde klas om de verbinding met de mensen in de wereld. Aan de hand van de rivier de Rijn leren de kinderen over het stroomgebied van een rivier, de landbouw in de verschillende gebieden en de leefwijze van de mensen. In de economische aardrijkskunde leren zij over de herkomst van een product, het productieproces en welke mensen hier allemaal bij betrokken zijn.
Wij maken in de plantkundeperiodes een gang door de verschillende stadia van het plantenrijk: paddenstoel, algen, korstmos, mossen, varens, naaldbomen en de bloeiende planten. De plantenrij wordt in verband gebracht met de ontwikkeling van de mens van geboorte tot volwassenheid. Ook wordt de bouw van de plant met wortel, stengel, blad en bloem onderzocht en wordt de samenhang met de vier elementen behandeld.
Tijdens twee periodes worden de oude culturen: de oud-Indische, oud-Perzië, Egypte, Babylonië en Griekenland, behandeld. Het gaat hier vooral om de ontwikkelingslijn die in deze reeks zichtbaar wordt, om het beleven van de eigenheden van iedere cultuurperiode en om het wekken van bewustzijn voor wat elke cultuur heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de mensheid. De kinderen beleven de overgang van het ‘mythische’ naar het concrete denken.
Het schilderen van planten en bomen krijgt dit jaar veel aandacht. De kinderen leren veel nuances groen kennen en krijgen oog voor de verhoudingen. Ook worden, in aansluiting op de periodes, landschappen geschilderd. Verschillen tussen het gebruik van warme en koele kleuren worden behandeld en geoefend.
Vormtekenen: De vlechtmotieven worden verder uitgebreid en ingewikkelder. Vanuit de cultuurperiodes worden verschillende randen geoefend. In uitsluiting op de plantkunde komen ook groeivormen aan bod.
Ook worden uit de hand geometrische vormen zo exact mogelijk getekend.
De thema’s van de vijfde klas zijn dieren en handen. De kinderen maken een dier van vilt. Voor de handen worden handschoenen gebreid met twee of vier naalden, of ovenwanten genaaid van stof. De technieken van de afgelopen jaren komen weer aan bod. Ieder kind maakt een eindwerkstuk met een techniek naar keuze.
Het muziekrepertoire wordt verder uitgebreid. De kinderen leren dit jaar naast de canons ook de meerstemmige muziek kennen en zingen. Ze gaan daarbij steeds meer letten op de zuiverheid, de samenzang en de voordracht. Verschillende toonsoorten komen aan bod. Maatsoorten en ritmes worden ontdekt, geoefend en opgeschreven. Ook leren zij om zelf liedjes te begeleiden met een ritme of melodie-instrument.
Er worden nieuwe liederen, gedichten en toneelstukjes geoefend. Zo wordt de woordenschat verder uitgebreid. Met tongbrekers wordt de uitspraak geoefend en in gesprekken de spreekvaardigheid. Ook wordt in de vijfde klas begonnen met de grammatica. Verschillende woordsoorten en werkwoord vervoegingen worden geoefend. Het schriftelijke werk en het lezen wordt verder voortgezet.
In de gymlessen van de vijfde klas worden talloze spelvormen verkend, waarin samenwerking dan wel eigen solistische inzet wordt gevraagd en ontwikkeld. Het kind krijgt steeds meer vertrouwen in de eigen vaardigheid en kan ook de ander in zijn kwaliteiten respecteren (kijken naar elkaar, waarderen). Tijdens spelsituaties worden steeds meer wedstrijdelementen toegevoegd en geoefend en wordt bewustzijn voor tactiek en speloverzicht geoefend.
Euritmie: De kinderen leren om de melodielijn om te zetten in beweging. Ook oefenen zij om zelf klankgebaren te vinden bij een gedicht en woordgebaren te onderscheiden. Er wordt gewerkt aan verschillende ritmen en aan het beheersen van de vijfster, de harmonische acht en de lemniscaat. Ook wordt begonnen met ritmische behendigheidsoefeningen met de koperen staaf.
In de 5e klas werken de kinderen aan een toneelstuk dat aansluit bij de ontwikkelingsstof van dit leerjaar, bijvoorbeeld een stuk uit de Griekse mythologie. Leerlingen ontwikkelen zelfvertrouwen door op toneel een rol te leren spelen en een tekst krachtig en gevormd te leren spreken. Er durven staan in de wetenschap dat je medeleerlingen naar je kijken, naar je luisteren. Dat die hetzelfde ook doen; dat je samen iets moois tot stand brengt. Op individueel niveau kiest de leerkracht de rollen ook vaak vanuit pedagogische motieven. Toewerken naar een mooie eindvoorstelling is een uitdaging, maar het belangrijkste pedagogische doel is dat kinderen zich door middel van inleving in een bepaald personage daaraan kunnen ontwikkelen.