Leerstof kleuterklas
Een klein kind dat zich gezond ontwikkelt staat helemaal open voor de wereld om zich heen. Alle zintuiglijke indrukken komen binnen. In de Vrije School wordt hier rekening mee gehouden in de omgeving van de kleuter, zoals bij de inrichting van de klas. Die straalt veiligheid en geborgenheid uit door de natuurlijke materialen, vormen en kleuren.
De kleuter heeft een natuurlijke drang tot nabootsen. Dit betekent dat het gedrag en de morele kwaliteiten van de leidster positief en het nabootsen waard moeten zijn. Daarom gebruiken we zinvolle, natuurlijke handelingen en gebaren tijdens ochtendspel, verhaal, liedjes zingen en vingerspelletjes.
Dagen, weken en het jaar kennen een ritmisch verloop. De dagen in de kleuterklas hebben hun vaste ritme en verloop in de volgorde van de activiteiten. Dit is voor de kleuter een zegen en gezond makend, mede door de afwisseling van inspanning en ontspanning, het inademen en uitademen. Deze vaste ritmes geven het kind houvast, vertrouwen en zekerheid. Daardoor kan het kind zich vol vertrouwen overgeven aan de activiteiten zelf. Deze activiteiten zijn verbonden met de dagen van de week zoals de vaste dag voor euritmie, schilderen, wandelen en brood bakken. De natuur is de grote inspiratiebron als basis voor de activiteiten.
Het meest wezenlijke voor een kleuter is spelen. Leven en beleven is voor een jong kind mogen spelen en mogen bewegen. Als de omgeving veilig en uitnodigend is, zal het kind op een natuurlijke manier tot spel komen. In de kleuterleeftijd komt de fantasie tot volle bloei, aangewakkerd door de aangeboden natuurlijke materialen, ochtendspelen en verhalen.
Als de kleuter zijn fantasiespel speelt, dan zal hij verschillende gebieden ontwikkelen:
- De motoriek (zowel grof als fijn), denk aan klimmen en klauteren en handwerken en knutselen.
- De taal (tijdens samen spelen, verhaal luisteren, versjes en liedjes, overleggen).
- Het sociaal-emotionele (uitdagingen aangaan, grenzen verkennen en verleggen, leren opkomen voor zichzelf).
- Ruimtelijk inzicht en tijdsbeleving (nodig als voorwaarde voor het latere rekenen en lezen).
Tijdens het vrije spel ervaren vierjarige, vijfjarigen en zesjarigen verschillende dingen. Waar een kind thuis altijd de oudste, middelste of jongste is, wisselt dat in de schoolsituatie. Een kleuter komt als vierjarige op school en ervaart dan hoe het is om de jongste te zijn. Hij speelt nog vaak zijn eigen individuele spel, delen kan lastig zijn. Met vijf jaar heeft hij zich de ritmes en gewoontes eigen gemaakt en speelt hij vol fantasie samen met anderen. De zesjarige neemt zich voor wat hij gaat spelen en voert dit ook uit. Daarnaast wil een kind van zes graag taken doen en laat zien dat hij die ook af wil maken.
De ontwikkeling van de kleuter wordt middels observatie door de leidster in de gaten gehouden en opgetekend in het leerlingvolgsysteem, waarin alle ontwikkelingsdoelen staan beschreven voor vier- vijf- en zesjarigen. Bij de vijfjarigen die in mei, juni of juli zes jaar worden, wordt extra zorgvuldig gekeken naar de leerrijpheid vanuit motoriek, taalontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling, fysieke ontwikkeling en leervoorwaarden. In het kleuterleidsters overleg, waarbij ook de intern begeleider aanwezig is, worden en observaties uitgewisseld en bij twijfel wordt de schoolarts gevraagd mee te kijken. Uiteraard worden de ouders betrokken bij dit proces.